Wandeltochten Noppie en Roeland
In de jaren tachtig kwam het idee op grotere wandelingen in het voorseizoen te ondernemen, naar aanleiding van verhalen dat men vroeger in een week van Luxemburg naar Parijs liep omdat men geen ander vervoer had en natuurlijk van de rondzwervingen van Remy uit het boek “Alleen op de wereld” van Hector Malot.
De bedoeling was dus, na een zekere training, in één week, dus zeven dagen, naar Parijs te wandelen. Roeland Stekelenburg, toen 19 jaar, had daar ook wel zin in. Om te beginnen deden ze verschillende trajecten, heen en weer naar Meysembourg, naar de Helperknapp, naar Beaufort, dit alles vóór het ontbijt. In die jaren was het nog niet zo “in” om te wandelen, en soms stopten bekenden met de auto, die dachten dat ze pech onderweg hadden gehad, en zelf een keer stopte de lijnbus midden op de weg, om ze mee te nemen.
Aan de Frans-Luxemburgse grens was de start, met ieder zijn rugzak en inhoud, zo licht mogelijk, in korte broek en hemd extra, afgezaagde tandenborstel, geen muntgeld, enkel bankbiljetten, gedetailleerde Michelinkaarten, pleisters tegen de mogelijke blaren. En waspoeder voor de spullen, ze wasten in de wastafel van de hotels elke avond hun ondergoed, en soms ook het hemd, hingen het op de verwarming en de volgende ochtend was het weer droog en fris.
Op de tweede dag haalde hun een circuswagen met een klein paard in, er bevond zich ook een zeer oude vrouw in de wagen. Bij de volgende helling ging het niet meer vooruit, wat de koetsier ook deed. Ze hebben toen bij een paar hellingen helpen duwen.
Per dag werd er ongeveer 50 kilometer afgelegd, één dag zelfs 72 km, want in dat verlaten deel tussen Montmédy en Vouziers kwam er nooit een hotel. Onderweg kochten ze in épiceries fruit, stokbrood en wijn, dit gebruikten ze tijdens het lopen, geen oponthoud! Jammer genoeg kreeg Robert op de derde dag last van zijn rechter been, en moesten ze kortere etappes lopen tot aan Reims, waar ze naar de dokter gingen voor medicijnen en zalf. Onderweg kreeg Robert een wandelstok cadeau, die was nog van de opa geweest, uit 14/18.
Onderweg naar Chateau Thierry stopte een auto en bood aan hun mee te nemen. Nee, we lopen ! en de man reed kwaad weg.
Op de zesde dag kwamen ze aan in Meaux, waar ze sliepen in een hotelkamer waar Lodewijk XVI en Marie Antoinette ook hadden geslapen, de eerste nacht na hun vlucht tijdens de Franse revolutie. Alleen de rekening was een beetje “élevé”, want de jongedame achter de receptie had ook parking voor de auto meegerekend. Roeland stelde voor haar mee te nemen naar Parijs, ze keek verheugd, maar het kon niet was haar antwoord.
Nu waren het nog 48 km naar Parijs. De laatste etappe voert langs de gekanaliseerde rivier genaamd l’Ourq over mooi vlak terrein tot aan het oosten van de stad in Villeparisis, en Vaujours, daarna over heuvels dwars verder naar het centrum tot aan de Notre Dame. In totaal hadden ze in zeven dagen 360 kilometer gelopen. Al die dagen hadden ze mooi droog weer, de regenjas werd alleen ‘s morgens vroeg tegen de kou gebruikt.
Vandaar met de metro naar de “Gare de l’Est”, waar een bekend hotel was, en de dag erop kwam Linda met de auto om het tweetal op te halen. Ze schrok wel van Robert’s been, wat helemaal rood en blauw was, maar dat bleek de kleurstof van de plastic zakken te zijn, die rondom de zalf gebonden geweest waren en door de warmte afgegeven hadden.
’s Avonds nog met z’n drieën naar de “Folies Bergère” en de dag erop met de auto naar huis. De mannen vonden de terugreis maar ver !
Het opvolgende jaar hebben Robert en Roeland het traject Vienne (bij Lyon) tot aan Port d’Alon (bij Toulon) gelopen, maar dat is een ander verhaal.