De Jobjes en de forel met het brilletje, familie A. en de pot mosterd
Er kwam in de negentiger jaren een familie kamperen, waarvan de vader alleen kwam met zijn drie zonen, de jongste heette Jobje en vandaar dat we ze de Jobjes noemden.
Het was een gezin met een zeer vrije opvoedingsstijl, vooral Jobje mocht zo’n beetje alles. Wijsneuzig liep hij met een ziekenfondsbrilletje rond.
Op een dag kwamen ze ook eten in het restaurant en Jobje had besloten forel te bestellen, wat voor een klein mannetje wel een groot gerecht was. Hij kreeg zijn forel, met een brilletje van metaaldraad.
De volgende keer dat ze kwamen eten, wilden de twee andere Jobjes ook een forel met een brilletje. We waren dus niets opgeschoten
Familie A. uit N. had drie zoontjes, waarbij de opvoeding ook nogal kortgeschoten was. Het was altijd een hele drukte als ze er waren, en ze waren altijd wel met iets bezig wat niet mocht, zonder dat de ouders er veel aan deden.
Zo hadden ze eens tijdens een herfstvakantie ontdekt, dat er appels aan de bomen groeiden, en dat je die kon plukken. Het was alsof een stel sprinkhanen over de camping was gegaan, bij vertrek zakte hun caravan bijna door de assen door het gewicht van de appels, en er waren weinig appels over voor andere gasten of voor ons eigen gebruik !
Er was ook een keer een week, dat er elke dag in de winkel een potje mosterd was opengemaakt en omgedraaid in het rek. Het hield op toen fam. A. weer weg was. Toeval ?