De avonturen van een rode Amstelbierkist
Robert vertelt : deze rode Amstelbierkist stamt uit mijn geboortehuis, het café “Duinzicht” gebouwd 1936 bij Julianadorp aan het einde van de “van Foreestweg” direct aan het duin. Ik ben de enige in onze familie die in een café geboren is ! Het café werd voor de oorlog in de betere jaargetijden druk bezocht, meestal op de fiets, van heinde en ver, zelfs uit Amsterdam, maar ook uit Friesland via de toen nog nieuwe Afsluitdijk, om in de Noordzee te zwemmen, want in Friesland waren maar weinig stranden.
Deze mensen maakten gebruik van onze fietsenstalling, een enkeling kwam al per auto. Opa en Oma Gedink runden samen met mijn ouders deze onderneming. Mijn broer Dick en ikzelf groeiden aan het duin op. Op den duur veranderde er veel, het was toch niet het ware. Moeder uitte jaren later : ”wij werden niet als partner beschouwd, maar als de kinderen”.
Dus op zekere dag in 1938 zetten Vader en Moeder ons achterop de fiets, veel bagage mee, en ook de rode Amstelbierkist, daar kon veel in !
We trokken met het veerbootje over het Noord-Hollands kanaal, naar Wieringerwaard. Hier had vader het stilgelegde stationsgebouw gehuurd van de lijn Alkmaar-Ewijksluis. Vader had tegelijk een terrein aan de Kruisweg gekocht en er werd terstond met het bouwen begonnen.
Na ca. een half jaar verhuisden we alweer en namen intrek in het huis aan de Kruisweg. Hier werd broertje Herbert in 1938 geboren. In 1940 verhuisden we naar het dorp Wieringerwaard, vader had het huis van weduwe Koppes gekocht, de rode Amstelbierkist ging steeds mee.
In December 1942 vertrekken we vanaf Wieringerwaard naar Schleswig-Holstein, naar de stad Neumünster ca 80km boven Hamburg. Vader ging werken bij de Firma Niemax als “Ober-Gärtner”. Ik ga daar nog naar de Fröbelschool en met Pasen 1943 naar de echte school. In Februari is broertje Walter geboren.
De oorlog wordt intensiever, op 25 oktober 1944 treft het ook ons, de stad wordt gebombardeerd, ons huis in vlammen, wordt onbewoonbaar, de Amstelbierkist wordt uit het vuur gered !
In November verhuizen we naar het jachthuis van de Familie Niemax bij Warder, op 20 km afstand aan de prachtige Brahmsee. Hier brengen we de harde winter 1944/45 door, met veel problemen, maar in veiligheid. Vader gaat met de fiets naar zijn werk in Neumünster en komt alleen in het weekend thuis bij ons. Wij gaan naar school tot in januari 1945. Op zekere morgen is ons hele dorp overvol met vluchtelingen uit het Oosten. Velen liggen in het schoollokaal te slapen op de grond en dit alles bij 20 graden vorst. Alle kinderen worden naar huis gestuurd. Vanaf nu zijn Dick en ik de hele dag aan het brandhout zagen en hakken voor Moeder. Omdat bij dit huisje geen tuingrond is, wordt besloten weer te verhuizen!
Zo pacht Vader in Katenstedt 7 km verderop een “koppel” land en krijgt van Niemax een tuinprieel cadeau wat met de laatste “Holzgaslastwagen” van het bedrijf gebracht wordt. Samen met Dick begint Vader dit op te bouwen tot woning, hij houdt op bij Niemax te werken. Begin maart is het bewoonbaar, Vader en Dick hebben ook een waterput gegraven. Zo verhuizen we weer, nu te voet in de nacht, overdag is het te gevaarlijk geworden je op de weg te begeven. De Spitfires schieten op alles wat zich beweegt. Een zeker Julius die met zijn paard en wagen uit het Oosten gevlucht is, brengt de spullen in de nacht over, zo ook de Amstelbierkist.
Vader begint onmiddellijk een grote tuin aan te leggen, het zaaizaad heeft hij gewoon bij Niemax meegenomen. Wij liggen aan de rand van een groot bos, brandhout is dus geen probleem. Eind April komen veel Duitse militairen vluchtend bij ons langs en willen hun kleding voort gewone kleren ruilen. Dick krijgt zelfs een bestelwagen cadeau, niemand durft er mee te rijden. Nu beleven we het einde van de oorlog in Europa. Vaders tuin doet het zo goed, we verkopen bijna enkel met ruilhandel.
September 1945 moeten we weer naar school in Gross-Vollstedt. De winter is mild, veel regen. Veel mensen komen bij ons om kamillethee drinken, ook om bij de kachel op te drogen, want iedereen is in dit slechte weer te voet onderweg.
In 1946 gebeurt er niet zo veel, alleen alle voorraden van voedsel, kleding en allerlei raakt bij iedereen op. De industrie is nog steeds verlamt omdat het geld niets waard is. Daarom wordt besloten weer terug te gaan naar Nederland. Half December is het zover, ons bedrijfje wordt verkocht aan een Heer Rogge. Vader huurt bij de “Reichsbahn” een goederenwagen en met behulp van Julius worden onze spullen en tuingereedschap vervoerd en ingeladen in de wagon, ook de Amstelbierkist.
We slapen met z’n allen ook in deze wagon, Vader heeft een rond gat in de wand gezaagd en zo gaat ons fornuis ook brandend mee ! Alleen met het rangeren moeten wij de pan soep redden ! In Osnabrück waar we enkele dagen later aankomen, moeten we de wagon verlaten en worden in een open vrachtauto naar Glanerbrug gebracht. De Amstelbierkist blijft in de wagon.
Vanaf Glanerbrug per trein verder, we komen na enkele dagen op 28 december 11:30 per taxi in Julianadorp aan. Daar slaapt iedereen al, stomverbaasd openen Opa en Oma de deur en zien ons staan. Een week later komt onze huisraad na, ook de Amstelbierkist.
Eind februari heeft Vader een baan aangenomen bij het kasteel Twickel in Borne, als tuinman van de Baronesse van Heekeren van Twickel, hij heeft ook een stuk land gepacht, en bouwt daar met afvalhout een nieuwe behuizing op. Firma van der Haarst uit Borne brengt alles met een verhuiswagen van Julianadorp over. Wij mogen in de vrachtauto meerijden en natuurlijk ook de rode Amstelbierkist. Wij wonen in Borne heel aangenaam in deze prachtige zomer 1947, vriendelijke buren alleen de behuizing is behelpen.
Pasen 1948 gaat het verder naar Otterlo. Vader heeft zijn in beslag genomen onroerend goed in Nederland via een proces teruggekregen. Dit verkoopt hij al snel en koopt van de baten een huis met veel grond in Otterlo. Weer verhuizen, Amstelbierkist doet hetzelfde. Echter door conflicten met ambtenaren en anderen personen besluiten Vader en Moeder niet te blijven ! Alles wordt weer verkocht, in April 1951 heeft Vader in Speuld bij Ermelo 6 hectare land gekocht en ze laten een mooi nieuw huis bouwen. Er wordt met camping begonnen en natuurlijk ook veel landbouw. De trouwe Amstelbierkist is altijd in gebruik en dient voor het opbergen van de documenten, o.a. de diverse notariële aktes.
1954 wordt alles in Speuld weer verkocht, ikzelf ga op 1 April in Luxemburg werken, Dick is nog in dienst, onze ouders gaan nog tijdelijk in Ermelo in een gekocht huis wonen.
In 1955 gaan we met z’n allen naar Luxemburg, allen zijn mij nagekomen, behalve Dick, die nog in dienst is. We gaan in een boerderij bij Grevenmacher werken. Vader koopt in dat jaar een stuk grond op Meysembourg, verkoopt het weer en koopt het terrein op Kengert met een tuinhuisje en we huren een huis in Larochette. Als Dick in de zomer uit dienst komt, bouwen we het houten “Kengerthuis”. Op al deze rondzwervingen gaat de rode Amstelbierkist altijd mee.
In 1960 ben ik inmiddels met Corrie getrouwd. Vader en Moeder kopen een watermolen in Keiwelbach en besluiten met z’n tweeën daar te gaan wonen. Herbert en ik nemen het bedrijf “Kengert” over, de oudjes nemen de Amstelbierkist mee.
in 1962 kopen Vader en Moeder een bouwterrein in Reisdorf, met een prachtig uitzicht. Daar willen ze wel een huis bouwen, verkopen Keiwelbach, het was hun daar te stil. Ze huren tijdelijk een huis in Reisdorf. In 1963 blijken ze geen bouwvergunning te krijgen in Reisdorf, er is ondertussen net een nieuwe natuurwetgeving ingevoerd.
In 1964 vertrekken zij beiden weer terug naar Nederland, ze zijn boos vanwege de niet verkregen bouwvergunning en kopen een huis in Noorbeek in Limburg. In 1965 kopen ze een bouwterrein aan de overkant van hun huis en laten er weer een mooi huis bouwen, het andere wordt weer verkocht, het was toch niet zo ideaal. De meubels en de Amstelbierkist worden gewoon naar de overkant van de weg gedragen, “dit was de gemakkelijkste verhuizing van mijn leven” riep Moeder.
In 1976 overlijdt Vader, Moeder blijft nog in Noorbeek wonen, tot 1982, dan bouwen we een huis voor haar op Kengert en zij komt met de Amstelbierkist weer naar Luxemburg. Voor het ziekenfonds van Nederland wordt zij ingedeeld bij de “binnenscheepvaart” !
In 1991 overlijdt Moeder. Broer Walter neemt de Amstelbierkist mee naar zijn hotel in Larochette. In 1993 doet hij deze aan mij over voor mijn tweede huis in Keiwelbach. Tot 2016 is de Amstelbierkist daar voor het langst op dezelfde plaats gebleven, hij heeft in al die jaren ongeveer 2625 kilometers afgelegd !
Ondanks alle wederwaardigheden en zijn leeftijd ziet hij er na 80 jaar nog solide uit, waarschijnlijk omdat er maar één keer bierflesjes in geweest zijn !